Hoe hou je waterstofcarbonaat in balans?
Geplaatst op 30 september 2025
In ons artikel over pH hebben we uitgebreid gesproken over de pH. Als we bedenken dat in de zwembadchemie de pH wordt bepaald door de verhouding tussen de hoeveelheid waterstofcarbonaat en de hoeveelheid koolzuur in het water, is het logisch dat we in dit artikel dieper in gaan op waterstofcarbonaat en koolzuur. Het onder controle houden van het waterstofcarbonaatgehalte brengt namelijk de nodige uitdagingen met zich mee. Wat kun je doen om het waterstofcarbonaat in het zwemwater te beheersen? Onze zwemwaterexpert Paul Blom legt het uit.
Wat is waterstofcarbonaat eigenlijk?
Voor waterstofcarbonaat zijn er nogal wat termen die de ronde doen. Blom: “Zo staat waterstofcarbonaat ook bekend als ‘bicarbonaat’, of ‘carbonaathardheid’. In de bakkerijwereld wordt het ‘baking soda’ genoemd. In de oude wetgeving werd de term buffercapaciteit gebruikt en in Duitsland spreekt men over ‘Säurekapazität’ (zuurcapaciteit). Chemici duiden de stof aan met HCO3-.” Maar wat zijn precies de eigenschappen van waterstofcarbonaat?
Koolzuur, waterstofcarbonaat of carbonaat?
Om te begrijpen waarom het zo lastig is om het waterstofcarbonaatgehalte onder controle te houden, is het belangrijk te weten hoe waterstofcarbonaat zich gedraagt bij verschillende pH-waarden. “Wanneer de pH van water lager is dan circa 4,3, dan is al het waterstofcarbonaat aanwezig in de vorm van koolzuur. Tussen de pH 4,3 en circa 8,3 is het een mix (volgens een vaste verhouding afhankelijk van de pH) tussen koolzuur en waterstofcarbonaat. Boven de pH 8,3 komt ook carbonaat (bekend van soda) in beeld en is er geen koolzuur meer aanwezig. Kortom: de verhouding tussen koolzuur, waterstofcarbonaat en carbonaat in het water verschuift afhankelijk van de pH. Dat maakt dat het waterstofcarbonaatgehalte nooit een statische waarde is”, legt Blom uit.
Water en lucht: op zoek naar natuurlijk evenwicht
Zoals we in het artikel over de pH al hebben kunnen lezen, stijgt de pH-waarde van zwembadwater in de praktijk vaak tijdens gebruik. De belangrijkste oorzaak daarvan is blootstelling van water aan de lucht. Blom: “Het water neemt voortdurend gassen op uit de lucht en geeft ook voornamelijk gassen af aan de lucht. Kortom: er vindt continu uitwisseling van gassen plaats tussen water en lucht. Uiteindelijk ontstaat er in het water een evenwichtswaarde voor elk gas. Het water past zich als het ware aan de concentratie van dat gas in de lucht aan. Voor zwemwater is vooral de evenwichtswaarde van het gas koolzuur (CO2) van belang. Samen met het waterstofcarbonaatgehalte, bepaalt het koolzuurgehalte immers de pH-waarde in het water. De natuurlijke evenwichtswaarde van koolzuur in water bij contact met lucht bedraagt, circa 0,8 mg/L, afhankelijk van de temperatuur. Dit betekent dat water waarin méér koolzuur aanwezig is, automatisch koolzuur zal afgeven aan de lucht, totdat het evenwicht is bereikt. Dat effect is bijvoorbeeld goed merkbaar in zwembaden met veel water-luchtcontact, zoals bij fonteinen, glijbanen of whirlpools, waar de pH sneller stijgt.”
Als de pH-waarde ideaal is (circa 7,3) en het water het minimaal verplichte waterstofcarbonaatgehalte (40 mg/L) bereikt, bevat water altijd meer koolzuur dan evenwichtswaarde 0,8 mg/L. “Het gevolg: het water gaat koolzuur aan de lucht afgeven. De afgifte van koolzuur zal sneller plaatsvinden als er meer water/lucht-contact is en als er meer koolzuur in het water aanwezig is (lees: als de pH van het water lager is). Het effect van het uittreden van het koolzuur is dat de pH toeneemt. De verhouding tussen het aanwezige waterstofcarbonaat en het gehalte aan koolzuur in het water is immers gewijzigd. Door zwavelzuur te doseren kunnen we de pH-stijging oplossen en de gewenste pH-waarde handhaven”, vertelt onze waterexpert.
Wanneer er zwavelzuur aan het zwembadwater wordt toegevoegd om de pH te corrigeren, reageert een deel van het aanwezige waterstofcarbonaat met dat zuur. Blom: “Daardoor neemt het waterstofcarbonaat af en ontstaat er extra koolzuur. Dat koolzuur kan vervolgens weer uit het water ontsnappen bij contact met lucht. Telkens als het zwemwater langs de waterbehandeling komt en je extra zwavelzuur doseert, vindt dit proces opnieuw plaats. Het gevolg? Een steeds lager waterstofcarbonaatgehalte. Zonder aanvullende maatregelen zal het waterstofcarbonaatgehalte steeds verder dalen en onder de wettelijke norm uitkomen.”
Waterstofcarbonaat in de nieuwe Zwemwaterwet
Volgens de Zwemwaterwet (BAL-Hoofdstuk 15) is het verplicht om het gehalte aan waterstofcarbonaat maandelijks te laten meten. Blom: “De meting hoeft alleen in het hoofdbad van ieder waterbehandelingssysteem plaats te vinden. De meting geldt dan voor alle bassins die op dat waterbehandelingssysteem zijn aangesloten. De norm voor waterstofcarbonaat is 40 mg/L. Het betreft een parameter uit klasse III. Dit betekent dat je bij een afwijking van de norm niet gelijk in de problemen komt. Maar voldoet de waarde 3 maanden op rij niet aan de norm? Dan moet u vanaf de derde monstername-uitslag het betreffende bassin en alle gekoppelde badwaterbassins sluiten. Je kunt het badwaterbassin weer in gebruik nemen als waterkwaliteit weer in orde is. Dit mag echter geen eigen meting zijn.”
Welke problemen kunnen ontstaan bij een te laag waterstofcarbonaatgehalte?
Het waterstofcarbonaatgehalte in het zwembad moet dus voldoende hoog zijn (40 mg/L) om te voorkomen dat:
- Je toenemende hinder ervaart van kalkagressiviteit (aantasting van voegwerk) en corrosie;
- de pH-regeling veel fluctuaties heeft, met kans op vorming van chloorgas;
- de werking van vlokmiddel niet juist verloopt (mindere filterwerking);
- de pH-meting bij gebruik van de fenolrood-methode niet correct verloopt.
Blom: “Kortom: het bewaken van het waterstofcarbonaatgehalte is cruciaal om het zwemwater veilig, stabiel en helder te houden.”
Waardoor wordt het waterstofcarbonaatgehalte in het zwembadwater beïnvloed?
“Verandering van de pH door het toedienen van een zuur of een base beïnvloedt het waterstofcarbonaatgehalte. Bij toediening van zuur wordt waterstofcarbonaat omgezet in koolzuur. Bij dosering van een base (bijvoorbeeld het natronloog uit de chloorbleekloogoplossing) reageert aanwezig koolzuur met het loog tot (waterstof)carbonaat. Lees ook ons artikel over de pH”, vertelt Blom.
“Op zich hoeft zuurdosering niet nadelig te zijn voor het waterstofcarbonaat, maar wanneer het gevormde koolzuur uit het water treedt (bijvoorbeeld via beluchting) is het waterstofcarbonaat blijvend uit het systeem. Op termijn kan dit leiden tot een structurele daling van het waterstofcarbonaatgehalte en een instabiele pH-regeling.”
Er zijn dus twee ‘kritische momenten’ voor het waterstofcarbonaatgehalte:
- het toedienen van zure componenten;
- het beluchten van het water.
Blom: “Heeft jouw accommodatie een zwemwatersysteem met veel beluchting (zoals glijbanen, whirlpools of fonteinen), chloordosering in de vorm van chloorgas (bepaalde zoutelektrolysesystemen) en/of systemen met actieve kool? Dan is de kans groot dat het zwemwater een te laag waterstofcarbonaatgehalte heeft, als je geen aanvullende maatregelen neemt – met alle gevolgen van dien.”
Het waterstofcarbonaatgehalte zelf meten - voorkom verwarring over eenheden
Voldoe je regelmatig niet aan de norm voor waterstofcarbonaat? Of doseer je regelmatig natriumwaterstofcarbonaat? Blom: “Dan adviseren wij om zelf een paar keer per week de waarde te controleren, zodat je niet afhankelijk bent van die ene meting per maand van het lab. Het is voldoende om één monster per watersysteem te nemen, dus je hoeft niet ieder badwaterbassin te bemonsteren.”
Net als bij de pH kun je ook het waterstofcarbonaatgehalte eenvoudig bepalen met een fotometer. “Fotometer-leveranciers maken gebruik van verschillende termen. Sommige leveranciers gebruiken TA (total alkalinity), anderen bijvoorbeeld Ks4,3 (zuurcapaciteit bij pH 4,3). Hierdoor wordt de gemeten waarde ook in verschillende eenheden gemeten. We zien vaak dat beheerders in de war raken door de verschillende aanduidingen. Het is essentieel om te weten in welke eenheid je meter meet, zodat je de waarden goed kunt interpreteren en vergelijken.”
Er zijn fotometers die een meetwaarde weergeven in mmol/l KS4,3, terwijl andere fotometers de meetwaarde weergeven in mg/l CaCO3. In de gebruiksaanwijzing van de fotometer staat in welke eenheid de fotometer meet. C-mark volgt de eenheid zoals die in de wetgeving wordt genoemd: mg/l HCO3-. Hieronder vind je een omrekentabel, die je helpt om waarden om te zetten naar de juiste eenheid.

Blom: “Door een aantal keer gelijktijdig met de maandelijkse monstername te meten en de waarde te vergelijken met het analysecertificaat, kun je bepalen wat de streefwaarde voor de eigen situatie moet zijn. Zo bouw je data op en krijg je gevoel voor hoe jouw watersysteem reageert. Dat geeft vertrouwen én grip.”
Het waterstofcarbonaatgehalte corrigeren: begin bij de oorzaak
Idealiter voorkom je zoveel mogelijk dat waterstofcarbonaat uit het systeem verdwijnt. Hoe? Door naar de twee eerdergenoemde ‘kritische momenten’ te kijken: zuurdosering en beluchting.
Zuurdosering
- Zet het pH-setpoint zo nodig iets hoger (ideaal: pH=7,3-7,4).
- Zorg voor een zo gelijkmatig mogelijke dosering van zuur. Kies bij voorkeur voor een pomp met een kleine pompslag, of overweeg een alternatief type pomp waarmee je kleinere hoeveelheden nauwkeurig per tijdseenheid kunt doseren.
- Wanneer een installatie gebruikmaakt van actieve kool (voor ureumreductie) of een zout-elektrolysesysteem (membraantype), kan het aanhouden van een lager vrij chloor-gehalte de zuurdosering en dus de afbraak van waterstofcarbonaat merkbaar verminderen.
Beluchting
- Beperk de bedrijfsuren van speelelementen zoals fonteinen of glijbanen.
- Zorg voor minder water- en luchtcontact bijvoorbeeld bij overloopgoten.
“Alleen door goed naar de installatie te kijken en kleine aanpassingen door te voeren, kun je vaak al veel winst boeken. Doseren moet altijd de laatste stap zijn, niet de eerste reflex”, benadrukt Blom.
Blijken deze maatregelen nog niet voldoende te helpen? Dan zijn er verschillende mogelijkheden om het te lage waterstofcarbonaatgehalte actief te verhogen:
- Suppletiewater toevoegen, hoewel dit alleen zinvol is bij suppletiewater met een hoog waterstofcarbonaatgehalte (meer dan circa 150 mg/L);
- Dosering van natriumcarbonaat (Na2CO3), in de volksmond soda genoemd;
- Dosering van natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3), vroeger bekend als zuiveringszout (ook bekend als baking soda);
- ‘Begassen’ met koolzuur (injectie van koolzuurgas (CO₂)) voor het reguleren van de pH-waarde.
- Het toepassen van marmerfilters. Vooral effectief bij installaties die chloorgas gebruiken. Chloorgas kan het waterstofcarbonaatgehalte significant verminderen.
“In de praktijk zien we dat van alle bovenstaande opties op dit moment vrijwel alleen het doseren van natriumwaterstofcarbonaat toegepast. Extra water verversen is ongewenst vanuit het oogpunt van waterbesparing. “Bij het doseren werken we doorgaans met een natriumwaterstofcarbonaatoplossing van maximaal 5%. Daarmee voorkomen we kristallisatie,” legt Blom uit. “Als je onthard water gebruikt, zijn hogere concentraties wel mogelijk.”
Kortom: grip op je waterstofcarbonaatgehalte geeft rust
“Het meten en beheersen van het waterstofcarbonaatgehalte vraagt dus om meer dan alleen het naleven van de norm. Het gaat om het begrijpen van de processen in je eigen zwembad, het herkennen van de kritische momenten en het zorgvuldig afstemmen van correctiemaatregelen. Wie zijn waterstofcarbonaatgehalte onder controle houdt, heeft niet alleen stabieler water, maar ook meer rust in de bedrijfsvoering. Uiteindelijk draait het daar om: veilig, stabiel en betrouwbaar zwemwater voor iedere bezoeker”, besluit Blom.
Op zoek naar maatwerkadvies?
Iedere zwembadinstallatie is anders, en daarmee ook het gedrag van het waterstofcarbonaatgehalte. Wil je weten welke maatregelen het beste aansluiten bij jouw situatie? De zwemwaterexperts van Eurofins C-mark helpen je graag met praktijkgerichte analyses, meetbegeleiding en advies op locatie. Neem contact met ons op voor een gesprek – samen zorgen we voor een stabiele waterkwaliteit.